Pagina inhoud

    Executie onroerende zaak door de hypotheekhouder (Afd. 4, Titel 3, Boek 2 Rv.)

    Inleiding executie onroerende zaak door de hypotheekhouder

    Hoe de executie door een hypotheekhouder van een onroerende zaak in zijn werk gaat is geregeld in Afd. 4, Titel 3, Boek II Rv.. Deze afdeling omvat 7 bepalingen (art. 544 Rv. tot en met art. 550 Rv.). De laatste bepaling is komen te vervallen. Bij het hypotheekrecht heeft de hypotheekhouder voorrang op anderen met betrekking tot de onroerende zaak. Deze afdeling legt uit hoe de executie als de hypotheekhouder executeert, en ook wanneer de hypotheekhouder volgens art. 509 Rv. het recht heeft de beslaglegging over te nemen en zelf te executeren. Dat wordt verder gespecificeerd in deze afdeling. Zie ook de pagina Recht van hypotheek over de wijze van vestigen van een hypotheek en de daaraan te stellen eisen.

    Inleiding en kenbaar maken executie

    De hypotheekhouder moet de executie inleiden door een aanzegging van de executie of de overneming aan de hypotheekgever, de schuldenaar, en eventuele derden die ook rechten of beslaglegging hebben blijkens het register (art. 544 lid 1 Rv.). De hypotheekgever is meestal ook de schuldenaar. De aanzegging gebeurt bij exploot van een deurwaarder. Het bevat zo nauwkeurig mogelijk het bedrag waarvoor de hypotheekhouder tot executie wilt overgaan en gemaakte kosten hierbij, en het bevat de notaris die de executie zal uitvoeren (art. 544 lid 2 Rv.). In sommige gevallen is de executie aangezegd door een lagere hypotheekhouder. Dit mag hij doen op basis van art. 509 Rv.. De hogere hypotheekhouder kan dan ook de executie overnemen van een lagere hypotheekhouder (art. 544 lid 3 Rv.). Dit dient 14 dagen te gebeuren nadat de aanzegging aan de hogere hypotheekhouder is gedaan. Hierbij gelden dezelfde regels als bij een eerste aanzegging. 

    Termijn stellen voor executie door hypotheekhouder

    Mocht het voorkomen dat de hypotheekhouder niet de executie voortzet met redelijke spoed, dan kan een andere hypotheekhouder of beslaglegger aan de voorzieningenrechter vragen om een termijn vast te stellen waarbinnen de hypotheekhouder tot de verkoop of tot indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop moet overgaan (art. 545 lid 1 Rv.). Mocht die termijn worden overschreden, dan wordt de executie voortgezet door de verzoeker met de hoogst gerangschikte hypotheek of door de schuldeiser wiens belang het eerst is ingeschreven, mocht er geen hypotheekhouder zijn (art. 545 lid 2 Rv.).

    Mocht de hypotheekhouder in gebreke zijn gebleven met het met redelijke spoed voortzetten van de executie, dan nog geeft dit niet het recht aan een lagere hypotheekhouder om de executie voort te zetten. Er moet namelijk eerst een verzoek tot termijnstelling gedaan worden. Er is geen hoger beroep mogelijk tegen de termijnstelling van de voorzieningenrechter (art. 545 lid 3 Rv.).

    Overeenkomstige toepassing bepalingen executoriale verkoop door schuldeiser zonder hypotheek

    De artikelen 514, tweede lid, tweede zin, en derde lid, 515-520, 522, 523, 524a, 525, 526, tweede lid, en 527-529 zijn ook bij executie door een hypotheekhouder van toepassing met inachtneming van de volgende artikelen van deze afdeling (art. 546 Rv.).

    Nieuwe termijnstelling

    De termijn, zoals bedoeld in art. 515 Rv., gaat in vanaf de dag dat de hypotheekhouder de aanzegging heeft gedaan aan de hypotheekhouder (art. 547 lid 1 Rv.).

    In de aanzegging dient vermeld te worden dat tot veertien dagen voor de dag van de openbare verkoop onderhands kan worden geboden (art. 547 lid 2 Rv.). Dit moet gebeuren bij een aan de notaris gerichte schriftelijke verklaring.

    De notaris brengt de executant en de geëxecuteerde onmiddellijk op de hoogte van eventuele onderhandse biedingen (art. 547 lid 3 Rv.).

    Onderhandse verkoop door hypotheekhouder

    Op basis van art. 3:268 lid 2 B.W. bestaat er de mogelijkheid voor de hypotheekhouder of hypotheekgever om tot onderhandse verkoop over te gaan. Dit dient minimaal een week voor de voor de verkoop bepaalde dag verzocht worden bij de Voorzieningenrechter (art. 548 lid 1 Rv.).

    Voor dit verzoek moet er een koopakte zijn, evenals een afschrift met biedingen die bij de notaris zijn binnengekomen (art. 548 lid 2 Rv.). Als de executant (de hypotheekhouder) het verzoek niet heeft ingediend, dan hoeft de akte niet door hem ondertekend te zijn. Ook moeten andere biedingen vermeld worden, dan wel een verklaring dat er geen andere onderhandse biedingen zijn.

    De belanghebbenden worden door de griffier op de hoogte gesteld van het verzoek. Zij hebben het recht om gehoord te worden. (art. 548 lid 3 Rv.).

    Indiening van het verzoek heeft schort de reeds geplande datum van de openbare verkoop. Bij afwijzing van het verzoek bepaalt de rechter een nieuwe dag voor de openbare verkoop. Deze verkoop zal minstens veertien dagen van tevoren worden bekendgemaakt (art. 548 lid 4 Rv.).

    De verzoeker kan veroordeeld worden voor de door de vertraging van de verkoop veroorzaakte schade, mochten daar gronden voor zijn. Zie ook de pagina Hypotheekrecht.

    Tegen de beslissing van de Voorzieningenrechter is geen hoger beroep mogelijk (art. 3:268 lid 3 B.W.).

    Procedure verlof onderhandse verkoop bij executie door hypotheekhouder

    Een verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof, als bedoeld in art. 3:264 lid 5 B.W. kan behalve door een advocaat ook door een notaris aanhangig gemaakt worden. Dit dient niet later dan een maand van tevoren kenbaar gemaakt met een exploot van een deurwaarder waarin de overneming of aanzegging van de executie staat en dat het beding jegens de huurder zal worden ingeroepen (art. 549 lid 1 Rv.).

    Positie huurder en onderhuurder bij executoriale verkoop door hypotheekhouder

    De Voorzieningenrechter beslist niet dan nadat de huurder en eventuele onderhuurders zijn gehoord, of in elk geval behoorlijk zijn opgeroepen (art. 549 lid 2 Rv.). De rechten uit de beschikking van de verlofverlening gaan over naar de koper indien de onroerende zaak zo wordt verkocht.

    Onder huurder wordt ook begrepen degeen die medehuurder is ingevolge art. 7:266 lid 1 B.W. of ingevolge art. 7:267 lid 1 B.W. (zie de pagina Medehuur en voortzetting van de huur).

    Bezichtiging van de onroerende zaak

    Na aanplakking als bedoeld in art. 267a lid 1 Rv. kan de woning bezichtigd worden via de deurwaarder. De geëxecuteerde is verplicht hieraan mee te werken. De deurwaarder heeft het recht van binnentreden (art. 550 lid 1 Rv.). Van het binnentreden maakt de deurwaarder proces-verbaal op.

    De dag waarop de bezichtiging plaatsvindt, wordt bij exploot aangekondigd, ten minste drie dagen voor de bezichtiging (art. 550 lid 2 Rv.).

    Auteur & Last edit

    [TL 28-11-2018; laatste bewerking MdV 13-07-2023]

    Executie onroerende zaak door de hypotheekhouder (Afd. 4, Titel 3, Boek 2 Rv.)

    Cicero Law Pack software advocaten juridische activiteiten online

    Praktizijns

    Pagina inhoud

      Executie onroerende zaak door de hypotheekhouder (Afd. 4, Titel 3, Boek 2 Rv.)

      Inleiding executie onroerende zaak door de hypotheekhouder

      Hoe de executie door een hypotheekhouder van een onroerende zaak in zijn werk gaat is geregeld in Afd. 4, Titel 3, Boek II Rv.. Deze afdeling omvat 7 bepalingen (art. 544 Rv. tot en met art. 550 Rv.). De laatste bepaling is komen te vervallen. Bij het hypotheekrecht heeft de hypotheekhouder voorrang op anderen met betrekking tot de onroerende zaak. Deze afdeling legt uit hoe de executie als de hypotheekhouder executeert, en ook wanneer de hypotheekhouder volgens art. 509 Rv. het recht heeft de beslaglegging over te nemen en zelf te executeren. Dat wordt verder gespecificeerd in deze afdeling. Zie ook de pagina Recht van hypotheek over de wijze van vestigen van een hypotheek en de daaraan te stellen eisen.

      Inleiding en kenbaar maken executie

      De hypotheekhouder moet de executie inleiden door een aanzegging van de executie of de overneming aan de hypotheekgever, de schuldenaar, en eventuele derden die ook rechten of beslaglegging hebben blijkens het register (art. 544 lid 1 Rv.). De hypotheekgever is meestal ook de schuldenaar. De aanzegging gebeurt bij exploot van een deurwaarder. Het bevat zo nauwkeurig mogelijk het bedrag waarvoor de hypotheekhouder tot executie wilt overgaan en gemaakte kosten hierbij, en het bevat de notaris die de executie zal uitvoeren (art. 544 lid 2 Rv.). In sommige gevallen is de executie aangezegd door een lagere hypotheekhouder. Dit mag hij doen op basis van art. 509 Rv.. De hogere hypotheekhouder kan dan ook de executie overnemen van een lagere hypotheekhouder (art. 544 lid 3 Rv.). Dit dient 14 dagen te gebeuren nadat de aanzegging aan de hogere hypotheekhouder is gedaan. Hierbij gelden dezelfde regels als bij een eerste aanzegging. 

      Termijn stellen voor executie door hypotheekhouder

      Mocht het voorkomen dat de hypotheekhouder niet de executie voortzet met redelijke spoed, dan kan een andere hypotheekhouder of beslaglegger aan de voorzieningenrechter vragen om een termijn vast te stellen waarbinnen de hypotheekhouder tot de verkoop of tot indiening van een verzoek tot onderhandse verkoop moet overgaan (art. 545 lid 1 Rv.). Mocht die termijn worden overschreden, dan wordt de executie voortgezet door de verzoeker met de hoogst gerangschikte hypotheek of door de schuldeiser wiens belang het eerst is ingeschreven, mocht er geen hypotheekhouder zijn (art. 545 lid 2 Rv.).

      Mocht de hypotheekhouder in gebreke zijn gebleven met het met redelijke spoed voortzetten van de executie, dan nog geeft dit niet het recht aan een lagere hypotheekhouder om de executie voort te zetten. Er moet namelijk eerst een verzoek tot termijnstelling gedaan worden. Er is geen hoger beroep mogelijk tegen de termijnstelling van de voorzieningenrechter (art. 545 lid 3 Rv.).

      Overeenkomstige toepassing bepalingen executoriale verkoop door schuldeiser zonder hypotheek

      De artikelen 514, tweede lid, tweede zin, en derde lid, 515-520, 522, 523, 524a, 525, 526, tweede lid, en 527-529 zijn ook bij executie door een hypotheekhouder van toepassing met inachtneming van de volgende artikelen van deze afdeling (art. 546 Rv.).

      Nieuwe termijnstelling

      De termijn, zoals bedoeld in art. 515 Rv., gaat in vanaf de dag dat de hypotheekhouder de aanzegging heeft gedaan aan de hypotheekhouder (art. 547 lid 1 Rv.).

      In de aanzegging dient vermeld te worden dat tot veertien dagen voor de dag van de openbare verkoop onderhands kan worden geboden (art. 547 lid 2 Rv.). Dit moet gebeuren bij een aan de notaris gerichte schriftelijke verklaring.

      De notaris brengt de executant en de geëxecuteerde onmiddellijk op de hoogte van eventuele onderhandse biedingen (art. 547 lid 3 Rv.).

      Onderhandse verkoop door hypotheekhouder

      Op basis van art. 3:268 lid 2 B.W. bestaat er de mogelijkheid voor de hypotheekhouder of hypotheekgever om tot onderhandse verkoop over te gaan. Dit dient minimaal een week voor de voor de verkoop bepaalde dag verzocht worden bij de Voorzieningenrechter (art. 548 lid 1 Rv.).

      Voor dit verzoek moet er een koopakte zijn, evenals een afschrift met biedingen die bij de notaris zijn binnengekomen (art. 548 lid 2 Rv.). Als de executant (de hypotheekhouder) het verzoek niet heeft ingediend, dan hoeft de akte niet door hem ondertekend te zijn. Ook moeten andere biedingen vermeld worden, dan wel een verklaring dat er geen andere onderhandse biedingen zijn.

      De belanghebbenden worden door de griffier op de hoogte gesteld van het verzoek. Zij hebben het recht om gehoord te worden. (art. 548 lid 3 Rv.).

      Indiening van het verzoek heeft schort de reeds geplande datum van de openbare verkoop. Bij afwijzing van het verzoek bepaalt de rechter een nieuwe dag voor de openbare verkoop. Deze verkoop zal minstens veertien dagen van tevoren worden bekendgemaakt (art. 548 lid 4 Rv.).

      De verzoeker kan veroordeeld worden voor de door de vertraging van de verkoop veroorzaakte schade, mochten daar gronden voor zijn. Zie ook de pagina Hypotheekrecht.

      Tegen de beslissing van de Voorzieningenrechter is geen hoger beroep mogelijk (art. 3:268 lid 3 B.W.).

      Procedure verlof onderhandse verkoop bij executie door hypotheekhouder

      Een verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof, als bedoeld in art. 3:264 lid 5 B.W. kan behalve door een advocaat ook door een notaris aanhangig gemaakt worden. Dit dient niet later dan een maand van tevoren kenbaar gemaakt met een exploot van een deurwaarder waarin de overneming of aanzegging van de executie staat en dat het beding jegens de huurder zal worden ingeroepen (art. 549 lid 1 Rv.).

      Positie huurder en onderhuurder bij executoriale verkoop door hypotheekhouder

      De Voorzieningenrechter beslist niet dan nadat de huurder en eventuele onderhuurders zijn gehoord, of in elk geval behoorlijk zijn opgeroepen (art. 549 lid 2 Rv.). De rechten uit de beschikking van de verlofverlening gaan over naar de koper indien de onroerende zaak zo wordt verkocht.

      Onder huurder wordt ook begrepen degeen die medehuurder is ingevolge art. 7:266 lid 1 B.W. of ingevolge art. 7:267 lid 1 B.W. (zie de pagina Medehuur en voortzetting van de huur).

      Bezichtiging van de onroerende zaak

      Na aanplakking als bedoeld in art. 267a lid 1 Rv. kan de woning bezichtigd worden via de deurwaarder. De geëxecuteerde is verplicht hieraan mee te werken. De deurwaarder heeft het recht van binnentreden (art. 550 lid 1 Rv.). Van het binnentreden maakt de deurwaarder proces-verbaal op.

      De dag waarop de bezichtiging plaatsvindt, wordt bij exploot aangekondigd, ten minste drie dagen voor de bezichtiging (art. 550 lid 2 Rv.).

      Auteur & Last edit

      [TL 28-11-2018; laatste bewerking MdV 13-07-2023]

      Executie onroerende zaak door de hypotheekhouder (Afd. 4, Titel 3, Boek 2 Rv.)

      Zoeken binnen de kennisbank

      Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!